- paraître
- paraître [paaretr]〈werkwoord〉1 verschijnen ⇒ zich vertonen, aanbreken 〈van dag〉 ⇒ uitkomen 〈van boek〉 ⇒ opkomen 〈van ster〉2 verschijnen ⇒ zichtbaar zijn, komen opdagen3 lijken ⇒ schijnen, doorgaan voor, eruitzien♦voorbeelden:1 faire paraître un livre • een boek uitgevenvient de paraître • zojuist verschenen〈onpersoonlijk〉 il a, il est paru une nouvelle édition • er is een nieuwe uitgave verschenen2 faire, laisser paraître qc. • iets laten blijkenil n'y paraît pas • het is niet te merkenparaître en public • in het openbaar optredenparaître en justice • voorkomen, voor het gerecht verschijnen3 elle ne paraît pas son âge • zij ziet er jonger uit dan zij is〈formeel〉 il me paraît qu'il a raison • het lijkt mij dat hij gelijk heeftil paraît que, il paraîtrait que • het gerucht gaat, er is sprake van datà ce qu' il paraît • schijnbaar, naar het schijnt〈informeel〉 paraît que • het gerucht gaat dat, het ziet ernaar uit datil paraît que oui • het schijnt zov1) verschijnen2) komen opdagen3) schijnen, eruitzien
Dictionnaire français-néerlandais. 2013.